Peter verloor zijn zus aan kanker. Hij was erg verdrietig. Zij waren twee handen op een buik en het was alsof er een deel van hemzelf was gestorven. Hij was alleen.
In gesprek met hem vertelde ik hem dat ik haar nog zag. Hij vroeg zich af hoe dat kon? Hij vond het lastig om zich een leven na de dood voor te stellen.
Ik vertelde hem dat dood gaan is als een transformatie. Zijn zus had een transformatie doorgemaakt waarbij zij haar fysieke lichaam had losgelaten. Haar bewustzijn was blijven bestaan! Bewustzijn, herinneringen, etc. die bevinden zich in een energetisch veld welke zich gedurende je leven in je lichaam en daaromheen bevindt. Wanneer je sterft komt deze energie los van het lichaam en transformeert. Zijn zus haar fysieke lichaam hield op met leven echter haar zijn, herinneringen en bewustzijn niet.
Hij zou contact met haar kunnen maken. Hij zou met haar kunnen spreken in gedachten en zij zou hem kunnen horen en wellicht een teken kunnen geven.
Hun twee-eenheid was niet verbroken en zou blijven bestaan ook al leefden ze nu in verschillende dimensies. Hun liefdesverbinding zou blijven bestaan!
Peter was een gelovig man en hij gaf aan dat hij soms als hij een kaarsje voor haar brandde in de kerk haar dan dichtbij zich kon voelen. Tegelijkertijd vond hij dat ook wel een beetje eng.
Het branden van een kaars vind ik een prachtig symbool die tegelijkertijd letterlijk weergeeft wat overlijden betekent. Zoals de was van de kaars samen met de lont door het vuur wordt getransformeerd naar (onzichtbare) rook en damp, laat de ziel het lichaam los en wordt ogenschijnlijk onzichtbaar maar is net als de damp nog steeds aanwezig.
Zoals een ijsklontje tot water kan smelten en wanneer je het water verwarmd, het verdampt en onzichtbaar in de lucht wordt opgenomen. Zo wordt ze ziel getransformeerd en is hij -hoewel onzichtbaar- nog steeds aanwezig!