Rouw is zo enorm pijnlijk dat het ondraaglijk lijkt. hoe draag je het ondraaglijke. hoe ga je om met het leven na het verlies van iemand waar je van houdt. Hoe overleef je de dood van je partner? Daarover en meer gaat deze blog.
Heb je het al een plek gegeven?
Die vraag heb ik vaak gehoord in mijn leven. Na het ervaren van verlies. Ik begreep die opmerking nooit heel goed. Ik voelde de warmte die er uit sprak wel. Eigenlijk hoorde ik dan iemand zeggen: ‘Ik wil dat het goed met je gaat, dat je het verdriet achter je laat’. Die liefdevolle intentie kon ik goed ontvangen, zelfs toen ik ervaarde dat ik mijn verdriet geen plek kon geven. Ik denk namenlijk niet dat je verdriet ‘achter je laat’ of ‘ergens in stopt’. Wel ervoer ik bij mijn grootste verliezen een soort enorm diep gat, een soort oneindig diepe put. als ik daar in belandde was het verdriet beangstigend groot. Ik probeerde soms weg te blijven bij die put maar werd er steeds in gezogen. Die worsteling was enorm.
Verlies komt er in vele vormen en maten. Verlies door het overlijden van je geliefde, een dierbaar familielid of je kind. Verlies van een partner door de dood of scheiding. Verlies van ogenschijnlijke zekerheden, zoals een baan of collega, vertrouwen in personen dat geschaad wordt. Het verlies van fysieke vermogens of geliefde dieren.
Mijn manier van rouwen was in stilte mijn verdriet beleven. Dat is echter voor iedereen anders. Sommige mensen hebben uitwisseling nodig, willen actief rouwen of delen. Anderen beleven dat in stilte. Rituelen, of andere rouwactiviteiten kunnen helend zijn. Zoals een dagboek bijhouden naar je geliefde en delen wat je meemaakt. Alsof je aan ‘de hemel’ kunt schrijven.
Wanneer ik met mensen praat over hun verdriet -zeker wanneer het vers, rauw en openliggend verdriet is- geef ik altijd aan dat het verdriet niet minder wordt. En hoewel dat enerzijds beangstigend klinkt, is het gek genoeg ook geruststellend. Je hoeft de geliefde dus niet ‘te vergeten’ of ‘weg te stoppen’ op ‘een plek’, waar dat ook moge zijn. Want waar is die plek waar ik mijn verdriet kan laten?
Dus ik hoef dit geen plek te geven?
Die plek is er gewoon niet.
Het universum zit zo in elkaar dat verdriet in golven komt. Golven die je aankunt. Golven die over je heen stromen en net als je denkt dat je stikt kun je weer een hapje adem halen.
Steeds opnieuw wordt je verdriet en je rouw over je heen gespoeld. Getriggerd door de eerste keer zonder. Door raad die je niet meer kan vragen. Door momenten dat je niet meer kunt delen. Door momenten dat je misschien helemaal niet kunt voelen of alleen maar kunt voelen. Alsof je een open zenuw bent.
Het bijzondere aan rouwen is dat je kunt rouwen en kunt leven tegelijk. Ook al voel je je soms dood, of denk je wellicht dat je beter ook dood kunt zijn. Het leven klopt zachtjes aan je deur. En er komt op een gegeven moment een ogenblik dat je door het raam van je rouw naar buiten kijkt. En daar zie je een roodborstje hupsen van tak naar tak. Verwonderd staar je ernaar. En dan realiseer je je dat je je eerste minuut zonder rouw hebt doorgebracht. Je hebt een ogenblik buiten de rouw gestaan. En dat is wat er gebeurt. De pijn en het verdriet blijven net zo groot, zo diep en pijnlijk. Mijn ervaring is dat ik na 11 jaar nog net zo diepe pijn kan ervaren als na 11 dagen. Echter je leert er omheen te leven.
Als metafoor gebruik ik hierin een huis. Je woont in een huis en in dat huis heb je kamers met herinneringen. En iedere kamer berg je herinneringen op aan die geliefde. Wanneer een geliefde sterft heb je eigenlijk alleen maar kamers met herinneringen aan die geliefde. Alles schuurt en raakt de rauwe openliggende pijn. Op een gegeven moment nodigt het leven je -vaak door noodzaak- uit, om een stap buiten de woning te doen. Je doet dat met tegenzin. De wereld buiten het huis voelt vreemd en onnatuurlijk. Verstorend en gek. Hoe kan de wereld niet tot stilstand zijn gekomen? Hoe kan het dat de mensen doorleven en boodschappen doen? Zien ze niet dat niets meer belangrijk is? Dat alles anders is?!
En tegelijk voel je misschien de zon op je gezicht en adem je in. Gewoon één ademteug.
En vanaf dat ene moment van noodzaak buiten het huis. Ontstaan er nieuwe herinneringen. Het roodborstje, de ademteug, het zonlicht.
Ongemerkt bouwt je geest in de jaren die volgen nieuwe kamers aan het huis. Nieuwe ruimtes ontstaan met nieuwe herinneringen. Soms gaat er van binnen een raam of een deur open en beland je in de kamers gevuld met de herinneringen aan de geliefde, en weer is daar die diepe pijn, de pijnlijke golven, het gevoel van stikken. En dan roepen de andere kamers je en sluit je weer even die deur.
Soms klapperen de ramen en deuren en tocht het huis flink door. Alles gaat even ondersteboven. Nieuwe herinneringen en oude raken elkaar. En als de wind gaat liggen en je om je heen kijkt zijn er dingen verplaatst en verschoven. De pijn blijft. Hij raakt alleen dieper begraven en verscholen achter de nieuwe kamers en herinneringen. Het krijgt geen plek, het hééft een plek. Je kunt het niet ‘oplossen’, je kunt het niet laten verdwijnen, zelfs niet door heel hard te huilen. Het is onderdeel van jou. Alleen groei jij door. En omdat je groter groeit, lijkt de pijn kleiner te worden. Maar feitelijk wordt je draagkracht gewoonweg groter…en leer je het ondraaglijke dragen.